Oosterweelverbinding – schorsing conformverklaringen grondverzetBij arrest nr. 253.523 van 19 april 2022 beveelt de Raad van State de schorsing van de tenuitvoerlegging van de conformverklaring van 5 maart 2022 van het Technisch Verslag infrastructuurwerken Linkeroever, de conformverklaring van 9 maart 2022 van het Technisch Verslag Oosterweelverbinding Scheldetunnel en aansluiting Linkeroever en twee grondverzettoelatingen in het dossier Linkeroever voor afvoer van uitgegraven bodem binnen de werf.
De verzoekende partijen voeren onder meer aan dat het gebruik als bodem van uitgegraven bodem die tussen 3 en 47 µg/kg ds som PFAS bevat, zorgt voor een verdere aanrijking van het reeds verontreinigde grondwater. Het verweer van de tussenkomende en verwerende partijen dat dit bodemgebruik in reeds verontreinigd grondwater geen “bijkomende” verontreiniging door uitloging kan veroorzaken, kan de Raad van State in de huidige stand van de procedure niet overtuigen. De Raad van State besluit dat dit middelonderdeel dat de schending van artikel 164 Vlarebo aanvoert, ernstig is. De verzoekende partijen voeren onder meer nog aan dat het door de conformverklaringen toegestane grondverzet de afvalstoffenregelgeving doorkruist. De Raad van State stelt vast dat de beoogde opslag van uitgegraven bodemmaterialen die tussen 47 en 1.000 µg/kg ds som PFAS bevat, op het eerste gezicht onmogelijk kan worden beschouwd als een overeenkomstig Vlarebo toegelaten gebruik en dat het beheer van deze afvalstoffen zoals bedoeld in het Materialendecreet, niet kan worden geregeld in een technisch verslag. De Raad van State besluit dat ook dit middelonderdeel dat de schending van artikel 180 en 186 Vlarebo aanvoert, ernstig is. De verzoekende partijen leveren het bewijs van de uiterst dringende noodzakelijkheid door te wijzen op de ernstige gezondheids- en milieurisico’s die aan PFAS, waaronder PFOS, worden gelinkt volgens voorgelegde onderzoeken en studies. De Raad van State gaat tot slot niet in op het verzoek van RINK om de schorsing niet te bevelen omdat niet wordt aangetoond dat de nadelige gevolgen ervan voor RINK en het algemeen belang kennelijk onevenredig zwaar zijn in vergelijking met de nadelen waaraan de verzoekende partijen worden blootgesteld ingeval het toegelaten gebruik van de uitgegraven bodemmaterialen wordt verdergezet.
(19/04/2022) |