Verlenging van de sluiting van de horeca tot 1 maart – schorsing verworpenBij arrest nr 249.723 van 4 februari 2021 verwerpt de Raad van State de vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid ingesteld tegen het ministerieel besluit van 12 januari 2021 houdende verlenging, tot 1 maart 2021, van de dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken, en meer in het bijzonder van de maatregel tot sluiting van de horeca
Het eerste middel, waarin de schending van het legaliteitsbeginsel aangevoerd werd, is niet ernstig bevonden om redenen die reeds uiteengezet zijn in arrest nr. 248.818 van 30 oktober 2020 van de algemene vergadering van de afdeling Bestuursrechtspraak. Het tweede middel, waarin onder meer betoogd werd dat de gezondheidsmaatregelen strijdig waren met het recht op leven en het recht op bescherming tegen vernederende behandelingen, is ten dele niet-ontvankelijk bevonden. De eerste verzoekende partij is immers een vennootschap en deze kan zich niet op dergelijke grondrechten beroepen. Voor het overige werd het middel niet ernstig bevonden. Het derde middel, ten slotte, steunde op de omstandigheid dat de afdeling Wetgeving van de Raad van State niet om advies verzocht was over het ontwerp dat tot het bestreden besluit geleid heeft. Ook dat middel is door de Raad van State niet ernstig bevonden. De Minister van Binnenlandse Zaken heeft de bijzondere reden opgegeven waarom het voor haar onmogelijk was eerst nog dat advies aan te vragen, namelijk dat eind december vastgesteld was dat in andere landen nieuwe, mogelijk besmettelijkere varianten opgedoken waren en het onzeker was welke impact de eindejaarsfeesten, de terugkeer van reizigers en de heropstart van de scholen zouden hebben op het aantal besmettingen.
(04/02/2021) |